Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Niet in Gods naam. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Niet in Gods naam. Sorteren op datum Alle posts tonen

woensdag 18 januari 2017

Niet in Gods Naam


ondertitel: 'een pleidooi tegen religieus extremisme en religieus geweld' geschreven door Jonathan Sacks.
Ik las een digitale editie want mijn boekenkast wordt te klein. En laat ik het nu voor altijd onthouden: dit type boeken moet ik niet digitaal lezen. Er staan zoveel voetnoten in, en heen en weer bladeren op een e-reader is gewoon lastig.

Ook dit boek bestaat weer uit drie delen.
1. Slecht geloof
2. Broers en zussen
3. Het open hart.
Het betoog uit dit boek is in het kort dat er wel een verband bestaat tussen geloof en geweld maar dat is beperkt en indirect en juist religie kan een antwoord geven op het geweld.


In het eerste deel beschrijft Sacks de evolutionaire -gewelds- ontwikkeling van de mens in relatie tot religie: dat hij het beste, maar ook het slechtste in zich heeft; een engel is, maar ook een demon. Een engel voor de eigen groep en een demon voor degenen die buiten die groep vallen.
We hebben de neiging om de eigen groep hoog te achten ten koste van de andere groep.
Ons zoeken naar identiteit ontaard in een dualistisch Wij en Zij denken.
Alle religies, die gebaseerd zijn op liefde en mededogen, zijn ooit in staat geweest om de ongelovige ander te zien als satan, de antichrist, kinderen van het duister. In de naam van God zijn op deze manier de meest vreselijke dingen aangericht.
‘Als we de wereld blijven verdelen in kinderen van het licht en kinderen van het duister, dan zijn we in staat om de ander te ontmenselijken en te demoniseren, onszelf als slachtoffer te beschouwen en altruïstisch kwaad te bedrijven.’
Altruïstisch kwaad is kwaad wat gebeurt met een beroep op het heilige.
Dit is in het kort wat hij in zijn boek uitgebreid uitlegt. Hij haalt de filosoof Rene Girard aan die deze mechanismen ook heeft beschreven. Inclusief het zondebokmechanisme.

In het tweede deel beschrijft hij verhalen uit het boek Genesis, - wat hij ziet als narratieve filosofie - om te laten zien dat die verhalen de confrontatie aangaan met dit feit. Die verhalen dwingen ons om de ‘menselijkheid van de ander’ te zien. In de eerste hoofdstukken van de Bijbel wordt al een verband gelegd tussen geweld en geloof: het verhaal van Kaïn en Abel. Maar de Bijbel spreekt zich er iedere keer weer tégen uit.
Kaïn, Ismaël en Ezau worden trouwens niet afgewezen. Ook diegenen die buiten een verbond staan worden gezegend en zijn geliefd door God. Zelfs Egypte en Assyrië volgens Jesaja 19:19 - 25
‘De Bijbelse ethiek is een lange les in rolomkering’. Een soort omdenken.
Sacks heeft het dan over het Oude Testament, maar Jezus zegt in het Nieuwe vaak dezelfde dingen, bijvoorbeeld over je vijanden liefhebben. Maar dat weet Sacks ook wel want hij gaat daar ook op in.

De titel van het derde deel spreekt voor zich. Hoe stellen we ons hart open.
Een mooi voorbeeld geeft Sacks over de antisemitische Hongaar Csanad Szegedi die ontdekte dat hij jood was. Dat was even slikken voor hem, hij stond ineens ‘aan de andere kant’!
Inmiddels woont hij in Israël.
Abraham en Mozes wisten wat het was om een vreemdeling te zijn. Mozes zelfs dubbel. Het volk van Israël wist dat ook ten tijde van de ballingschap in Egypte. Ze kregen de opdracht om zich dat te blijven herinneren. Niet om in het verleden te leven maar om een herhaling te voorkomen.

Ook mooi: ‘Waarom wel Izak en niet Ismaël? Waarom wel Jakob en niet Ezau? Omdat Ismaël en Ezau sterke inventieve mensen zijn die het redden door hun eigen vaardigheid en handigheid. Het volk van het verbond moet in zichzelf een getuige zijn van iets boven zichzelf.’
En:
‘Onze gedeelde menselijkheid gaat vooraf aan onze religieuze verschillen. Elke religie die anderen alleen maar ontmenselijkt omdat hun religie anders is, heeft de God van Abraham verkeerd begrepen.’

In één van de laatste hoofdstukken wijst hij op het gevaar van apocalyptisch denken. Hij omschrijft het als de zoektocht naar verandering zonder het trage proces van onderwijs. Een zoektocht naar onmiddellijke verlossing en de gevaren daarvan.
Hij is echt een meester in mooie one-liners. Ik heb hem al eens eerder aangehaald in dit blogberichtje.

Nog een paar dan : ‘Fundamentalisme ontstaat zodra mensen het gevoel krijgen dat de wereld in de positie is om het Woord te verslaan. Zijzelf zijn daarentegen vastbesloten de wereld te verslaan door middel van Woord.’
en
‘De misdaden uit naam van de religie hebben één ding met elkaar gemeen. In plaats van zich te laten vormen naar Gods beeld, plooien ze God naar ons beeld.’
De kritiek die ik op zijn vorige boek had zet hij in dit boek recht. (hfdst 15)
Hier een uitgeschreven interview met Jonathan Sacks met Lisette Thooft van Nieuwwij.


Een heel leerzaam boek. Wel jammer trouwens dat ‘die anderen’ om uiteenlopende redenen dit boek waarschijnlijk nooit zullen lezen........


vrijdag 20 mei 2016

The Lost World of Adam and Eve


Geschreven door John H. Walton in 2015.
Walton is hoogleraar Oude Testament. (systematische theologie noemt hij ergens)

Het boek heeft als ondertitel: Genesis 2-3 and the Human Origins Debate
Omdat ik dit boek graag wilde lezen en er geen Nederlandse versie beschikbaar is, moest ik mijn luiheid en gemakzucht maar overwinnen en het in het Engels lezen.
Het is prettig dat het boek uit korte hoofdstukjes bestaat.
Walton heeft een eigen kijk op de eerste hoofdstukken van Genesis en wil de Bijbel vooral zelf laten spreken maar dan vooral in de context van de vroege Midden-Oosten cultuur. En dat kunnen we omdat we nu veel meer daarover weten.
Hij gaat dus niet in discussie met de wetenschap.
Aan (bijna) het einde van het boek illustreert hij dat met behulp van een schilderij van van Gogh en een foto gemaakt door de Hubble telescoop.
Allebei vertellen ze waarheid maar op een totaal verschillende manier.

Na het bestuderen van de oude teksten die we hebben komt hij tot de conclusie dat creëren in de Bijbel te maken heeft met het ordenen van de materie.
Duisternis en zee en materie zijn ‘in den beginne’ ongeordend. Er is niets functioneels. (vanuit het Goddelijke point of view neem ik aan)
Met creëren wordt bedoeld dat het de ongeordendheid oplost. En niet dat er niets zou zijn.
Dat komt overeen met het Enuma Elisj; het scheppingsverhaal van de Babyloniërs waarvan de oudste vondsten van 2000 BC dateren.

Ik heb een uitgave van dat scheppingsverhaal van Selma Schepel uit 2002. Ik moest wel grinniken toen ik de prijs zag bij Bolcom. Ik heb het ooit uit de ramsj gevist bij Donner. 5 euro. Hier volgen de eerste zinnen:
‘Toen boven de hemelen nog niet genoemd waren,
het land beneden nog geen naam had,
Apsu, de allereerste, hun verwekker,
en oermoeder Tiamat, hun aller moeder,
hun wateren zich mengden,
het grasland niet gebonden was,
het rietland niet gevlochten, toen geen van de goden was verschenen,
nog niet bij naam genoemd, geen lot bepaald, …
toen werden goden gevormd in hun diepte,
ontstonden Lahmu en Lahamu, werden bij naam genoemd.’


Wanneer je Genesis 1 leest in het Hebreeuws zijn er verschillende woorden voor scheppen: bara en asah. Bara heeft te maken met ordenen en het verlenen van een functie; asah met het bezig zijn met materie.
Zelf vond ik het ook wonderlijk dat ‘bara’ voorkomt in het eerste vers en dan pas weer in het 21ste vers. (‘tools’ en ‘interlineair’ aanklikken bij het bewuste vers en verder gebruik maken van Strongs numbers)
De verklaring van Walton: In het oude oosten was de zee het terrein van chaosmachten. God geeft hier een functie aan de dieren in de zee. De vijfde dag was weer een dag waarop de focus lag op ordenen en een functie geven: wordt talrijk naar je aard.
Een paar jaar geleden kreeg Ellen van Wolde de volle laag toen zij opmerkte dat ‘bara’ ook ‘scheiden’ kon betekenen. Ook zij vergeleek e.e.a. met Mesopotamische teksten.
Zij komt tot de volgende vertaling: ‘In het begin waarop God de hemel en de aarde scheidde, en de aarde ongegrond was en zonder fundament, en duisternis over de diepte lag, en Gods adem zwevende was over de wateren, zei God: ‘Er zij licht’.
Dat er niet te verwaarlozen invloeden zijn tussen de Mesopotamische geschriften en de Bijbel blijkt uit het feit dat ook in de Bijbel wordt gesproken over deze goden: Tammuz in Ezechiel 8:14.
Tammuz, de (Sumerische) god van de vruchtbaarheid.

De ‘schepping’ van de mens in vs 27 was dan ook meer het toebedelen van een functie: dienen als vice-regenten van God in een heilige, geordende ruimte/tempeltuin (Sacred Space) en daarmee het proces van ordenen voortzetten naar de volmaaktheid.
In die zin was het goed/tov.
Wij zijn geschapen naar Zijn beeld en hebben de functie verkregen om te onderwerpen en te heersen.
Wij representeren Hem in deze wereld. Ik kan daar in meekomen; er staat niet voor niets dat God hen de levensadem inblies (Gen 2:7)
Walton ventileert hetzelfde type ideeën die ik ooit las bij Pé de Bruin in ‘Geen geloof zonder bewijs’ uit 1983 en waarin ik in die tijd heel wat eye-openers las en wat mij leerde ook eens met andere ogen te lezen in plaats van met ‘voorgeprogrammeerde ogen’.
God regelde voor de mens een ‘house’; een omgeving en gaf hem de opdracht er een ‘home’ van te maken; een plek om te leven met God. Een heilige ruimte.
Helaas faalde deze eerste bijzondere mensen en stelden zichzelf in het centrum waardoor de bedoelde orde werd verstoord. Sindsdien is er wat dat betreft niet veel veranderd.

Hier komt ook een verschil naar voren met de andere oude scheppingsverhalen: In de Bijbel zijn de zon en de maan gewoon lichten. In andere culturen zijn het goden.
Nog een belangrijk verschil: de Bijbelse God maakt alles ten behoeve van de mens. In andere culturen doen de goden alles ter ere van zichzelf en laten zich niets gelegen liggen aan de mens.
Oude culturen hebben afbeeldingen van goden; Wij zijn het beeld van God
en het unieke van de Bijbelse JHWH God is dat Hij een relatie wil met mensen.

De naam Adam wordt in de Bijbel vaak gebruikt als archetype en niet als die specifieke mens.
Het woord formeren of vormen heeft niet altijd te maken met materiaal.
Bijvoorbeeld Zach 12:1: daar formeerde (yatsar) God de geest van de mens.
Eva werd niet gemaakt van een rib maar werd weggenomen uit de zijde van Adam. Dit is ook ‘archetyperend’ bedoelt. Wanneer je de juiste wederhelft tegenkomt maakt het weer één geheel. Wat ik al lang dacht. Zouden er echt nog mensen rondlopen die geloven dat Adam rond liep met een rib minder dan zijn nazaten?

Die slang. Wat moeten we daar mee. Veel heeft Walton uit de oude Egyptische geschiedenis. Slangen komen uit de chaoswereld; de non-order. Hadden slangen voorheen pootjes? Nee, dat een slang op zijn buik moet kruipen wil aantonen dat hij voor ons nu niet meer gevaarlijk is. Hij is zijn aanvallende positie kwijtgeraakt. Farao’s hadden soms nog wel een slang op hun hoofdtooi in opgerichte, aanvallende houding.
Stof eten is ook niet echt normaal voor een slang. Daarmee wordt bedoeld dat de slang wordt verbannen naar de onderwereld.
Er schijnt een afbeelding te zijn van Horus, die de kop van een slang plet met de hiel van zijn voet. Dat maakte voor die tijd duidelijk wie de macht had. Zie ook psalm 8 in een goede vertaling.
Walton spreekt veel over orde, non-orde en wanorde. (order, non-order en disorder)
Ik kan daarin wel meekomen. Het paradijs was een ‘vooruitgeschoven post’ van heilige ruimte van orde in een (al langer bestaande) ‘non-order’ wereld. Adam en Eva kregen de opdracht de orde uit te bouwen. Zij faalden en faciliteerden op die manier ‘disorder’.
Het heilige der heilige in tabernakel en tempel waren ook zulke ‘posten’. Plaatsen waar de hemel de aarde ontmoette.
Jezus, de zoon van God bevocht de wanorde met meer succes: genas mensen, stilde de storm en overwon de dood. Na Pinksteren is elke gelovige zo’n ‘post’. Hoe meer posten hoe meer orde. Althans; zo zou het moeten en kunnen zijn.
Het boek Openbaringen spreekt erover dat in de nieuwe wereld de zee er niet meer zal zijn, dat betekent dat er geen 'non-order' meer zal zijn. Geen chaosmachten meer.

De relevante teksten uit de brieven van Paulus over deze materie worden in dit boek door N.T. Wright (Nieuw- Testamenticus) behandeld in een excurs.
Eén ding hierover wat mij aansprak: zoals God zich ooit een mens uitkoos uit Ur der Chaldeeën en vervolgens een joods volk uit de vele volkeren op aarde, zo koos God ook die (eerste) twee mensen uit, uit de velen op aarde. Ze kregen een speciale taak maar faalden. Op die manier moeten we ook Paulus lezen. ‘Wanneer we Genesis en de menselijk oorsprong bestuderen zonder de oproep dat wij, naar Gods beeld en gelijkenis geschapen mensen zijn die vernieuwd zijn door Jezus Christus, dan missen we het punt.’
Dat denk ik ook. God startte de heilsgeschiedenis met dit koppel. Dat is iets anders dan wereldgeschiedenis.

Ik vond het lastig om er een samenhangend verhaal van te maken; hij zegt ook zoveel.
Iedereen zou dit boek moeten lezen. Ik hoop dat er snel een Nederlandse vertaling komt. Dan wil ik het nog eens lezen want ja, het gevoel dat ik misschien toch weer dingen heb gemist blijft aanwezig.





donderdag 31 december 2020

Exodus


Niet door Mozes geschreven, maar deze keer door Jonathan Sacks, Brits Opperrabbijn, in 2010 (p 252) Ondertitel: boek van de bevrijding en de geboorte van een natie.
(of volk, vergadering, gemeenschap. P 16)
Ik weet niet in welke volgorde hij de vijf boeken van de Thora heeft becommentarieerd; in het Nederlands is dit het eerste boek. Er wordt een volk geboren en Sacks is duidelijk trotser op zijn Joodse wortels dan ik op mijn Nederlandse.
Sacks kende ik al van zijn boeken 'Een gebroken wereld heel maken' en 'Niet in Gods Naam'.




Een wijze man, die goed te volgen is wanneer je het één en ander afweet van de Bijbel en de Joodse religie. Helaas is hij vorige maand overleden. Bij nazoeken op het www ontdekte ik tot mijn geruststelling dat de vijf boeken in het Engels compleet zijn. 

Ooit wilde ik de Bijbel gaan lezen voor mezelf en dan meteen alle vragen opschrijven die bij me opborrelden. Het is er nooit op die manier van gekomen, maar nu, lezend in dit boek kom ik veel tegen waar ik zo mijn vragen bij had. Ik had als Jood geboren moeten worden. Dan kun je putten uit een lange traditie van zoeken naar antwoorden.
Dit boek bestaat uit elf parasja’s; elf schriftlezingen. Elke week één. Exodus werd in de winter gelezen.
Wat wil ik onthouden van dit boek? Dat valt niet mee want er staat zoveel interessants in.
Een bloemlezing:

Niet alleen het chiasme in Ex 6: 2-8, maar de hele Thora is in grote lijnen een chiasme:
A. Genesis,  de voorgeschiedenis van Israël
             B. Exodus, de reis naar de Sinai
                           C. Leviticus, het priesterschap, offers en heiligheid
             B. Numeri de reis vanaf de Sinaï
A. Deuteronomium , de toekomst van Israël.
Zonder de priesterdienst, beschreven in Leviticus, het hoogtepunt van een chiasme, zou er geen Joods geloof of Joodse ethiek zijn.

Maar ook in Exodus zelf is een chiasme te onderscheiden:
A. onrechtvaardige samenleving
            B. Bevrijding d.m.v. de tien plagen
                        C. Splijten van de Rietzee
            B. Vrijheid d.m.v. de tien geboden
A. rechtvaardige samenleving

De beelden van de rivaliteit tussen de broers in het eerste Bijbelboek waar ik me ook altijd over verbaasd heb: Kain en Abel, Izaäk en Ismael, Jakob en Ezau, Jozef en zijn broers en dan Mozes en Aaron.
Kain sloeg uit jaloezie zijn broer Abel dood; tussen Izaäk en Ismael was er ook jaloezie in het spel; maar kwam er, hoewel ze gescheiden werden, een verzoening tot stand want ze stonden samen bij het graf van hun vader Abraham.
Jakob en Ezau hebben ook zo hun verleden met jaloezie maar omhelzen elkaar later weer. Jozef verzoent zich ook weer met zijn jaloerse broers en gaat zelfs voor hen zorgen.
Mozes en Aaron trekken met elkaar op als één man om het volk te leiden. Zo wordt het beschreven in Exodus 6: 25 waar verkeerd is vertaald. Daar staat namelijk ‘Het was deze Aaron en Mozes….’ in het enkelvoud om hun eenheid te benadrukken.
In vers 26 hetzelfde maar dan in omgekeerde volgorde: ‘het was deze Mozes en Aaron’.  (In de Naardense vertaling staat het wel goed.)
Je zou kunnen spreken van een ‘evolutie’.
Juist omdat de oudere Aaron zijn jongere broer eerde en niet jaloers was maakte dat hem tot een geschikte hogepriester.

Het vreemde van de passieve en de actieve rol van het Joodse volk. Bij de Rietzee moesten ze het ‘gevecht’ met de Egyptenaren aan God overlaten (Ex 14: 13,14); vervolgens in de strijd met de Amelekieten moesten ze zélf vechten onder de opgestoken armen van Mozes. (Ex 17:9)
Het eerste paar stenen tafelen met de wet erop geschreven gooide Mozes kapot. Ik vond dat altijd wel gewaagd van hem; iets wat nota bene door Godzelf was beschreven! (Ex 31: 18)
Het tweede paar stenen tafelen moest Mozes zelf uithakken  (Ex 34:1) en toen hij daarmee afdaalde glansde zijn gezicht.
Sacks legt het uit als een opwekking vanuit de mens die meer bevrediging geeft en permanenter van aard is en die de mens definitiever verandert dan een opwekking alléén van Boven. ‘Niet wat God voor ons doet verandert ons maar wat wij voor God doen.’ (p. 27)
Dat vind ik dan weer te gewaagd.
Zelf zou ik het formuleren als: God geeft het voorbeeld en wij mensen doen het met Zijn hulp na.
Jezus doet ons vóór en wij volgen na.

Toen Mozes op de Berg was kreeg hij van God instructies over de bouw van de tabernakel. En later lees je diezelfde instructies nog een keer wanneer Mozes die doorgeeft aan de bouwers.
Er is een verschil: het sabbatsgebod staat bij God aan het einde van de instructies en bij Mozes aan het begin.  Waarom?
Vanuit God was de zevende dag de sabbat maar voor de mens die op de zesde  dag geschapen is was de sabbat de eerste dag.
Ik hou van die logica.
De sabbat, of in ons geval de zondag als tegengif voor de ‘homo economicus’.   De dag dat we niet denken aan geld maar aan waarden en een generale repetitie is voor de ideale samenleving die gaat komen. De ‘Olam Haba’.   

Waarom beslaat de schepping slechts vierendertig verzen en de bouw van de tabernakel wel vijfhonderd? Voor een almachtige en alwetende God is het niet moeilijk om een huis voor de mensheid  te bouwen, maar voor kleine, feilbare mensen is het wel moeilijk om voor God een huis te bouwen.
God vindt het interessanter wat wij scheppen dan wat Hijzelf heeft geschapen. Maar waarom staat dit verhaal in het boek Exodus en niet in Leviticus wat helemaal gewijd is aan de priesterdienst in de tabernakel?
Om een natie, een volk te bouwen  hadden ze een gezamenlijk doel nodig. Wat samen gedaan wordt geeft identiteit en verantwoordelijkheid.  Dat vormt een volk.

Heel lief van Sacks dat hij het boek begint met zes vrouwen. Zonder hen zou er geen groot man als Mozes zijn geweest.
Zijn moeder Jochebed, die haar kind verstopte. De vroedvrouwen Sifra en Pua die burgerlijk ongehoorzaam waren en de opdracht van de Farao naast zich neer legden om de jongetjes van de Israëlieten in de Nijl  te gooien. 
Zus Mirjam die haar broertje in de gaten hield en op het juiste moment haar rol speelde. 
Bitja, de dochter van de Farao (1 Kron 4: 18) die ook tegen haar vaders wensen inging door Mozes te adopteren en Zippora, de latere steun en toeverlaat van Mozes.  

De verschillen tussen priesters en profeten worden uitgebreid behandeld. Te veel om op te noemen. Een paar:
Het ambt van priester werd overgedragen van vader op zoon. De rol van profeet niet.
Priesters droegen speciale kleding, profeten niet.
De taken van een priester stonden vast, nl. onderwijzen en onderscheiden; een profeet had zijn eigen persoonlijkheid en bracht het ‘woord van de Heer’.

Een puntje van kritiek:
Het geniale van het jodendom was dat het inzag dat kennis het hoogste sociale goed is. (p 202)

Soms heb ik idee dat Sacks kennis verwart met wijsheid. Misschien is dat voor hem hetzelfde. Voor mij zijn dat echter twee heel verschillende dingen.
Door het eerste systeem ter wereld van een algemene leerplicht te creëren legden zij de basis voor een nationale identiteit gebaseerd op geletterdheid, studie en geestelijk leven. (p 204)
Gebaseerd op Jesaja 54:13: Al je kinderen worden onderwezen door de Heer, rust en vrede zal hun ten deel vallen.

Al je kinderen, dus ook meisjes……wanneer is dat dan ontspoord? 
De eerste vrouwelijke rabbijn in de geschiedenis was pas in 1935.
En in het rijtje Nobelprijswinnaars dat toch door veel mensen met een joodse achtergrond wordt bevolkt lees ik welgeteld één joodse vrouwennaam: Ada Yonath.
Ik herinner me de film 'Yentl' en korter geleden 'Unorthodox', daaruit kwam niet echt naar voren dat de vrouwen zo gelijkwaardig werden behandeld.

Maar verder een aanrader. En Genesis heb ik ook al klaar liggen. Ik verheug me erop.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                   



donderdag 18 mei 2017

Leeuwenhoning

Ondertitel: de mythe* van Simson.
Geschreven door David Grossman in 2005. Ik las een vertaling uit 2006.
Hoe zit dat toch met die wonderlijke Simson. Een verhaal dat zoveel vragen oproept. Er komen zoveel ongerijmdheden in voor dat ik als kind die Simson een domme man vond. Hoe kòn het dat hij Delila niet door had en dat met zijn dood moest bekopen.
Grossman probeert in dit boek enige duidelijkheid te verschaffen en daar komt veel psychologie aan te pas.
Grossman is intelligent en daarom vroeg ik mij al meteen af waarom hij zijn intelligentie projecteert op een ongeletterde vrouw van 3000 jaar geleden?
Maar tegelijkertijd realiseer ik me dat dit met die Bijbelse verhalen gewoon mag. En dat denkt hij waarschijnlijk ook.
Het zijn verhalen om mee te leven. In te leven. Voorbeelden voor nu die richting kunnen geven. Betekenissen voor jezelf eruit halen. Daar zijn die universele verhalen voor. Dat is iets anders dan de letterlijkheid accepteren. Het is ook een Joods manier van lezen: wat vind ik in de verhalen?

Nu vind ik dat allemaal zo logisch en het verbaast mij toch dat ik dat mezelf steeds moet voorhouden. Maar dat komt door mijn sociale omgeving die Gods ‘onfeilbare’ Woord voor het merendeel letterlijk leest en eigenlijk daardoor op afstand houdt.
‘Onfeilbaar’ schrijf ik expres met aanhalingstekens omdat dat woord nergens in de Bijbel voorkomt; slechts in de berijmde psalmen. (ps 56:5) Dat hebben we aan de berijming van 1773 te danken. Bij Datheen of anderen vind ik het niet.
Maar ik dwaal af.

Simson wiens naam zonneschijn betekent en door God werd gebruikt. (In het Hebreeuws kun je van de naam Simson dezelfde woordstam afleiden als van het werkwoord ‘gebruiken’.)
De eerste zelfmoordterrorist.
Een wonderlijke, zeer aardse, soms kinderlijke persoonlijkheid met een goddelijke bestemming.
Wanneer je het verhaal zo ontleed als Grossman doet wordt het steeds wonderlijker en komen er steeds meer vragen.
Waarom vertelt de moeder niet alles wat de engel tegen haar zei aan haar man? Waarom wordt deze aankondiging trouwens aan de vrouw gedaan en niet aan Manoach zoals bij Abraham? Waarom wordt ze niet bij haar naam genoemd? Waarom vertelt de Engel ook niets over dat scheermes aan Manoach en blijft het een geheim tussen Simson en zijn moeder?

Dan die leeuw met die honing. Waarom vertelt hij niets aan zijn ouders? Is hij geschrokken van zijn eigen kracht? Later, wanneer hij de honing er met blote handen uithaalt en deelt met zijn ouders vertelt hij nog steeds niets.
(Ik vraag me intussen af hoe dit verhaal in de Bijbel terecht is gekomen wanneer Simson het met niemand heeft gedeeld. Ja, ja...speculeren kan ik ook)
Grossman ziet in dit moment van Simson de bewustwording van het kijken van een kunstenaar.
Hij, Simson, heeft dit bewerkstelligd. Door de dood van de leeuw hebben daar bijen hun nest kunnen bouwen en honing geproduceerd.
Zelf denk ik dat hij inziet dat zelfs uit destructie iets moois kan voortkomen en zie daarmee een parallel met zijn eigen zelfmoordactie. De leeuw dood maar de gevolgen zijn zoet voor zijn landgenoten.
Misschien bedoelt Grossman dat ook wanneer hij schrijft dat vanaf dat moment Simson steeds duidelijker de neiging vertoont om de werkelijkheid naar zijn hand te zetten en er zijn stempel op te drukken; zijn eigen stijl.
Maar hij is daar niet helder in.

Er staan ook dingen in waar bij ik zo mijn vraagtekens heb maar dat geeft niet.
Eén zinssnede boeide me wel en daar heb ik in de kantlijn ‘Israel’ met vraagteken bij geschreven:
“de wonderbaarlijke, die misschien niet anders verlangde dan de liefde van één hart, een hart dat gewoon van hem zou houden zoals hij is, niet omdát hij wonderbaarlijk is, maar ondánks het feit dat hij het is.”




*het woord mythe schrikt mij niet af; al eerder schreef ik dat de definitie van Herman van Praag voor mij uitstekend voldoet:
“de mythe is een superieur middel om in verhalende en symbolische vorm uitdrukking te geven aan ervaringen die zich niet nauwkeurig in woorden laten uitdrukken, niet te concretiseren zijn, maar die intens worden beleefd en voor het individu essentiële betekenis hebben.”
Of de opmerking van Tolkien:
“De diepste waarheden kun je alleen in mythen vertellen.”



vrijdag 9 januari 2015

Pleidoor voor de psalmen


Geschreven door Tom Wright in 2014, ondertitel: ‘we kunnen niet zonder’.
Ooit las ik ergens dat Wright schrijft onder de naam Tom wanneer hij gemakkelijk toegankelijk wil zijn en onder de naam N.T. Wright wanneer het wat academischer wordt.
Mmmmm…op de wikipagina dus.
Ik lees zijn gemakkelijk toegankelijke werk; vorig jaar las ik van hem 'Gewoon Jezus'.
In dit boek over de psalmen en breekt hij een lans om meer psalmen te lezen en te zingen. Wright is bang dat ze zullen gaan verdwijnen gezien de terugloop van het zingen van de psalmen in de samenkomsten. Hij is niet tegen het schrijven en zingen van nieuwe liederen maar we moeten de psalmen niet vergéten; ze behoren tot de oudste gedichten ter wereld en bevatten een enorme emotionele rijkdom.
Dat beschrijft hij dan verder in het boek waarin de Nieuwe Bijbel Vertaling wordt gebruikt wat op zichzelf al meer verhelderend is en gebruikt hij, net als in ‘Gewoon Jezus’, het sjabloon van ruimte, tijd en materie.

“De psalmen zijn, zo wil ik voorstellen, liederen en gedichten die ons helpen, niet slechts om deze zeer oude en tegelijk relevante levensbeschouwing te begrijpen, maar in feite om er huisgenoot van te worden en vierend mee om te gaan – deze levensbeschouwing waarin Gods tijd, in tegenstelling tot moderne veronderstellingen, en die van ons elkaar overlappen en kruisen, waarin Gods ruimte en die van ons elkaar overlappen en in elkaar grijpen. En zelfs (dit is natuurlijk nog het meest opzienbarend) de puur materiele wereld van Gods schepping wordt ook nog eens gedrenkt, overgoten en overstroomd met Gods eigen leven, liefde en luister. Juist de psalmen zullen ons helpen dit alles te begrijpen.” (p 22)

Laat ik eerst zeggen dat ik Wrights bezorgdheid begrijp. Zeker wanneer je gelooft dat ook de psalmen Goddelijk geïnspireerd zijn, zou het heel jammer zijn wanneer ze steeds meer naar de achtergrond zouden verdwijnen en alleen nog maar worden gelezen/ gezongen door de intelligentsia.
De psalmen zijn een enorme bron van inspiratie en kunnen je boven jezelf uittillen. Ik kan me indenken, dat voor iemand zoals hij, die dagelijks en praktisch alleen maar met de Bijbel bezig is, het psalmenboek een prachtig klankbord, vertroosting en een geweldige manier van lof prijzen is.

Maar………
vorige week, de week voor oud en nieuw heb ik, als doorsnee huisvrouw, af en toe vanuit een vlaag van jeugdsentiment en nostalgie naar stukken uit de top 2000 geluisterd.
Wat mij opviel in verschillende nummers was de passie en intensiteit die eruit klonk, de energie die sommige muzikanten verspreiden. Zo hoor ik zelden psalmen zingen.
Bij begrafenissen en crematies van cliënten met andere levensovertuigingen die ik regelmatig bezocht heb hoor je geen psalmen maar de favoriete muziek van de overledene, die me dan ook prompt kippenvel bezorgde omdat die muziek dan opeens een andere betekenis krijgt. Dat geldt ook voor de klassieke muziek en dat overkomt mij zelden bij psalmen.
De taal van de psalmen is verouderd en we hebben te lang gewacht met hertalen.
Het gat is erg groot geworden ben ik bang. Hoe goed men ook zijn best doet met projecten als ‘Psalmen voor nu’ vertalen is verliezen.
Seculiere songwriters voor de massa zijn allang in dat emotionele gat - van die oude psalmen die niet meer worden begrepen en toch de emotionele behoefte hebben om zich in taal met muziek te uiten - gesprongen. Ja, dat is verarming want de teksten zijn vaak oppervlakkig, maar wel directer en gaan over van alles behalve God maar ook dat past allemaal in het beeld van de ver-dom-ming/ infantilisering van Nederland.

Ooit zag ik een fragment op TV wat altijd in mijn achterhoofd is blijven hangen. Het was een gesprek met een non. Er werd haar gevraagd wat zij het mooiste vond uit de Bijbel en zij antwoordde na lang aarzelen dat het toch de psalmen waren waarnaar zij steeds terugkeerde.
Omdat ik het niet begreep onthield ik het kennelijk.
Nu begrijp ik het nog niet helemaal maar naar mate ik ouder wordt wel steeds beter omdat ik vaker opzoek ben naar ‘wat zing ik nu eigenlijk?’
Voor mij is het zingen van psalmen geen feestje zoals ik al eerder heb betoogd.
Misschien moet ik ze ook meer en beter gaan lézen in plaats van zingen en ook in de Nieuwe Bijbel Vertaling.
Zover heeft Tom Wright (en onze dominee, van wie ik dit boekje kreeg. *glimlach*) me in ieder geval wél gekregen met zijn enthousiaste boek.

Hier de tekst van psalm 100 uit de ‘psalmen voor nu’
(het irriteert mij dan alweer dat ‘hem’ en ‘hij’ niet met een hoofdletter zijn geschreven.)

Juich aarde, heel de aarde, juich voor God.
Ga naar zijn huis en zing een lied voor hem
eerbiedig en uitbundig tegelijk.
Geen ander dan de HEER is onze God.
Hij heeft ons zelf gemaakt, wij zijn van hem.
Wij zijn het volk waar hij voor zorgt:
Een herder is hij die ons als zijn schapen kent.

Ga binnen door de poorten met een lied
waarin hem alle eer gegeven wordt.
Bezing zijn grote daden op het plein.
Bewoners van de aarde: zegen hem
en dank hem voor het goede dat hij doet.
De liefde van de HEER gaat met je mee.
Hij gaat met jou en met je kind en kleinkind mee.


Tekst: René van Loenen
Grondtaalbegeleiding: Koert van Bekkum




maandag 24 december 2018

God met ons


Geschreven door Rowan Williams (1950) in 2017; in Nederland uitgegeven in 2018.

Een prachtige ‘Kersttitel’: God met ons
‘Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel (God met ons) geven.’

Alleen; dit boek gaat in het eerste deel over het kruis en in een tweede deel over de opstanding, gevolgd door een epiloog.
In de eerste eeuwen van onze jaartelling had het kruis niet de plaats die het nu inneemt. Het was een martelwerktuig en was niet bepaald populair.
Gek eigenlijk, zit ik nu te bedenken, dat Jezus al spreekt over ‘je kruis opnemen’ terwijl in die dagen bij de joden een kruis helemaal geen issue was. Vonnissen werden voltrokken door steniging.
Het kruis was iets van de Romeinen.

In ieder geval: Williams begrijpt dat die ‘genoegdoening’, door Anselmus geformuleerd, niet het enige is al laat hij deze benadering beslist niet los. Hij benadert het allemaal wat rustiger en genuanceerder dan Tom Wright.

Spreken over het kruis kwam pas na de opstanding op gang en dan in die mate dat het een symbool werd voor wat er was veranderd en hoe het was veranderd. Ten goede, wel te verstaan.
Het werd een teken van de transcendente vrijheid van Gods liefde. De Goddelijke geest is er op uit om ons te laten zien hoever Zijn liefde voor ons gaat. Jezus was een voor-beeld.
Offers waren er voor allerlei zaken, niet alleen om schulden te delgen.

Williams haalt er drie zaken uit:
Als eerst diende de dood van Jezus als reddingsoperatie, om onheil af te wenden. De overwinning op het kwaad van Wright en ten tweede was het plaatsvervangend en drie: versterking van het verbond.
En volgens mij ten vierde: Hij nam de verantwoordelijkheid over de kosmos zichtbaar en daadwerkelijk op Zich. We kunnen inderdaad de dood en opstanding niet versmallen tot één denkbeeld. Iets dergelijks zegt Williams verderop ook: De christelijk theologie is niet een reeks in beton gegoten monumenten waar je met je gidsje langsloop en kunt afvinken.
Ook Williams is ervan overtuigd dat we God niet ‘kalmeren’ door bloed te laten vloeien. Hij denkt dat het echte offer de gehoorzaamheid was omdat ons hart en onze wil de grootste gave is aan God. ‘Gehoorzaamheid is beter dan slachtoffer, opmerkzaam zijn beter dan het vet van rammen’ (1 Sam 15:22)
Gehoorzaamheid kost veel. Soms je leven.
‘Onze daden van gehoorzaamheid weerspiegelen die van Hem’. […] Het geschenk dat God echt zou willen, is God; zijn eigen overvloedige liefde die naar Hem terugkomt.’
Dit is volgens Williams ook ten diepste in de theorie van Anselmus; God een geschenk geven dat Hem waardig is. Om dat te kunnen beoordelen moet ik me gaan verdiepen in Anselmus.
Op een dag.

Ik zie opeens ook dat God niet ‘top-down’ wil werken maar veel meer ‘bottom-up’ en vanuit mensenharten zijn koninkrijk wil uitbreiden. Het kwaad behelsde niet alleen die Romeinen die de joden in die tijd onderdrukten maar het kwaad was veel omvangrijker en dát is een halt toegeroepen. Joden zijn eigenlijk heel egoïstisch om te denken dat de Messias alleen hén maar zou verlossen van de vijanden.

In het tweede deel schrijft Williams dat het einde der tijden met Pinksteren is aangebroken. En eigenlijk al met de opstanding of bij de laatste kruiswoorden.
Dat denk ik ook.
Toen is er iets gebeurd wat nog nooit eerder vertoond was.

Geloven in de opstanding is geloven in een nieuw tijdperk waarin het lot van de mens is verbonden met Jezus. En dat betekent ook geloven dat Jezus leeft en actief is. Plus dat het handelen van Jezus is verbonden met het handelen van God; God die Jezus heeft opgewekt uit de dood.
Hun identiteiten zijn aan elkaar gekoppeld.
‘En door te geloven in de opstanding is de Kerk meer dan gewoon de Jezus van Nazareth Vereniging.’

Waarom geloven in de opstanding? Gewoon omdat de apostelen dat vertelden. Vroeger was men niet bezig met psychés. Een opstanding was een opstanding en niet iets wat in mensenbreinen afspeelde.
En als Jezus is opgestaan dan is er een menselijke bestemming. Het boek dat over mensen en over God gaat heeft kracht; heeft effect op mensen.
Dat ontkennen is gewoon dom. Dat zegt Williams niet hoor, dat zeg ik.
Dus: Vreest niet! De goddelijke horizon is zoveel wijder dan die van ons.
Er staan nog meer mooie dingen in dit kleine boekje.
Een ieder leze zelf.

vrijdag 28 juni 2013

ter Lindenbladzijde


Gisteravond was Carel ter Linden op bezoek bij Knevel en van den Brink.
Hij kwam uitleggen wat hij in Gods naam hier op aarde doet. Zo is de titel van zijn boek dat pas is verschenen. Misschien heeft hij al wel voldoende gedaan.

Jammer is dat hij veel te snel zijn ‘ding’ moest doen. Ik ben op dit moment in het boek van André Aleman bezig: ‘het Seniorenbrein’ en je ziet zo duidelijk dat de snelheid van denken en spreken van ter Linden zoveel langzamer is dan die van Tijs. Hij voelt zich er duidelijk ongemakkelijk bij. Jammer dat er niet meer tijd was. Zo’n man kan echt niet in tien minuten. Hopelijk komen er nog uitgebreidere interviews met hem.

In ieder geval legde hij uit dat het woord God een riskant woord is. Want wat bedoelen we ermee?
Alle volkeren hadden goden en de Joden hebben ze allemaal in de ban gedaan en er één overgehouden. Die noemen we God.
Waarom gaat hij voorbij aan het feit dat de Joden Hem geen God noemen maar een andere Naam hanteren. Hij is toch theoloog? Heeft dat dan geen betekenis?
Hij sprak erover dat we toch namen en verhalen nodig hebben om dingen te benoemen. Mee eens ja, dat praat wat gemakkelijker. Ook daarom hebben we al die verhalen uit de Bijbel nodig. Anders kunnen we met elkaar moeilijk over zin, zingeving, trouw, liefde, zonde, verzoening/vergeving enz. praten.
Pas ontdekte ik dat weer in een mailgesprek over de man-vrouw verhoudingen. Ik schrijf dan net zo gemakkelijk over een echt bestaande Adam en Eva terwijl ik er niet meer zo letterlijk in geloof. Maar in een gesprek over wezenlijke dingen zijn die verhalen dan heel belangrijk om elkaar direct te kunnen begrijpen.
Verder sprak ter Linden erover dat hij in gesprekken met biologen tot de conclusie was gekomen dat de schepping een ongericht proces is terwijl hij altijd heeft geloofd in een God die doelgericht bezig is. Hij vindt dat een probleem voor de theologie en daarom kan hij niet meer geloven in een persoonlijke God en Schepper.
Dat vind ik dan weer opvallend. Hij gelooft wat biologen dicteren en verbindt daar zijn eigen conclusie aan en denkt niet verder na.
Want wanneer de evolutie zo ‘doelloos’ is hoe komen wij dan aan het ‘instinct’ om toch altijd maar doelen te zoeken? Wanneer de ontwikkeling zinloos is, hoe komt het dat het zin zoeken dan zo in onze genen gebakken lijkt te zitten?
Biologen mogen trouwens vanuit hun professie helemaal niet spreken over doelen en zingeving. Dat behoort niet tot hun takenpakket. Dat moeten ze aan theologie of filosofie overlaten.
Natuurlijk is de mens vanuit de evolutiebiologie een toevalstreffer. Maar dat zegt toch verder niets?

Nu gaat ter Linden zelf zin geven aan zijn leven, wel met behulp van de Bijbel. Want het is een uniek boek. God is een geestelijke werkelijkheid die een appel doet op ons. Die van buiten komt als een tegenover.
Toen hij dat formuleerde verraste me dat wel weer. Eerst dacht ik nog: die man is de weg kwijtgeraakt en dan volgt er zo’n geloofsuitspraak!
Ik ga zijn boek eens lezen.

Van mij mag hij in de PKN blijven, net als toen ds. Hendrikse. Ketters zijn belangrijk, ze dwingen ons om onze geloofsbrieven opnieuw te bezien en goede tegenargumenten te zoeken. Niks mis mee!

Via het CIP is het tv fragment te bekijken en te beluisteren. Over de commentaren onder het bericht zal ik het maar niet hebben.

dinsdag 15 november 2016

Willen III


De wil en het verstand
hoofdstuk 11 en 12 uit het boek

Thomas van Aquino en Johannes Duns Scotus.

Ik krijg dringend behoeft aan een systematische filosoof. Ik realiseerde me dat toen de docent enkele steekwoorden van Aquino en Duns Scotus naast elkaar op het bord zette.
Wanneer zulke filosofen niet bestaan moeten ze per direct uitgevonden worden.
Wát bedenken die mannen, waarom/waardoor en waarom vindt Hannah juist deze interessant met betrekking tot haar eigen ‘wils’ filosofie en niet bijvoorbeeld Schelling en Schopenhauer die daar ook over nagedacht hebben.
Misschien zijn ze niet voor een vrije wil maar dat zou dan toch juist interessanter kunnen zijn.
En waarom schrijft ze dat niet schematisch op; eerst wat de bewuste mannen denken en waarom en daarna waarom ze het ermee eens is of niet. Het leven kan zo veel gemakkelijker.
In dit boek gaan wél conclusies volgen dus dat zal misschien gaan verhelderen.
Even geduld nog.

Aquino leefde achthonderd jaar na Augustinus. Hij was monnik en we moeten er ons van bewust zijn dat hij boekenwijsheid te berde bracht want hij zat in een klooster.
Augustinus schreef uit ervaring en Anselmus van Canterbury was - tweehonderd jaar vóór Aquino -de laatste die dat ook deed. Vandaar de naam ‘scholastiek’ voor het tijdperk van de boekengeleerden. Het tijdperk van redeneren en autoriseren van oude citaten .
Aquino is bekend geworden om zijn ‘Summa’ waarvan ik alleen de passages over de vrouw heb gelezen. Het is een systematisch geheel van opgestelde vragen en de doordachte antwoorden van Aquino. Geënt op de ‘dialogen’ van Plato denk ik. Net zoals onze 'Heidelberger' en 'Wentsel's catechismus'

Aquino onderscheid drie soorten van noodzakelijkheid:
de absolute, de relatieve en de onderdrukking. De laatste is opgelegd; wordt verder niet besproken.
Hij onderscheid twee bevattingsvermogens:
het verstand (de universele rede) en de (bijzondere) rede.
Hieraan beantwoorden twee vermogens:
de wil en de vrije keuze.
Met de universele rede stemmen we in met de directe logica, zonder bewijsvoering. Deze is van nature contemplatief, passief.
Met de bijzondere rede trekken we besluiten uit universele proposities en inherent hieraan is dat de geest zich inspant, actief.
Deze inspanning wordt gevoed door het geloof, want het schepsel wil kennis verwerven over het ware Zijn.
Van de drie vermogens van Augustinus raakt het ‘herinneren’; wat aan het verleden bindt, buiten beeld en blijven er twee over: het willen en het weten/ verstand.
Voor Aquino is het verstand het meest nobel. Want het verstand reikt aan wat er te willen valt.
De juiste volgorde van handelen is : het vatten van het doel, dan het overleg over de middelen en daarna de begeerte naar die middelen.
Aquino’s eerste beginsel is het Zijn (existentie). Het Zijn kent het verstand als geheel. Het ultieme doel van het verstand is om altijd te bestaan en houdt daarom de begeerten in toom. Het verstand richt zich op het Zijnde en vindt zijn hoogste doel in het contemplatief aanschouwen van God.
Duns Scotus geeft aan de wil de hoogste credits, in tegenstelling tot Aquino. De wil is niet gebonden aan het verstand. Het verstand dient de wil. Duns Scotus onderscheid de natuurlijke wil , die de natuurlijke neigingen volgt en de vrije wil. Aangezien Hannah ook van de vrije wil is begrijp ik nu dat ze deze filosoof voor het voetlicht brengt.
Het is de wil die de menselijke geest instaat stelt zijn beperkingen en eindigheid te overstijgen.
Het is de wil die weerstand kan bieden aan begeerten en de dictaten van het verstand en daardoor is de wil vrij. Er is één restrictie: de wil kan het Zijn niet ontkennen. De wil kan het ‘Niets’
zich niet voorstellen.
En de liefde maakt een wil tot een goede wil.

Door de ‘contingentieleer’ van Duns Scotus - het is, maar het had ook anders kunnen zijn - ‘kan hij nauwkeuriger aangeven, in welke zin de wil van de mens zijns inziens vrij is, namelijk in die zin dat de mens op elk tijdstip kan kiezen uit alternatieve mogelijkheden’. (deze laatste zin heb ik uit het boek “Oriëntatie in de filosofie” van Prof. Dr. Gijsbert van den Brink.)
God, waarnaar de mens geschapen is, had ook andere werelden kunnen scheppen, Hij was daar vrij in. Uit die contingentie volgt dat alles wat is, mogelijk ook niet had kunnen zijn, behalve Godzelf.
Duns Scotus was met deze filosofie enig in zijn soort volgens Hannah maar is niet op waarde geschat.
De prijs voor de vrijheid van de wil ligt daarin dat de wil ook in vrijheid kan haten en daar een zeker genot uit kan halen. De wil tot macht van Nietzsche bijvoorbeeld. Komt later.

Ik ben het wel eens met Duns Scotus en Hannah dat de wil een bijzonder fenomeen in de schepping is. Maar dat is de mens in zijn geheel. Geschapen naar Gods beeld zoals ze ook zegt op p.171 en zeer goed. We hebben kennelijk iets méér dan dieren en engelen. De mogelijkheid om te willen en te ‘nillen’ met alle complexiteit die dat met zich meebrengt.
Dat God behalve een concreet ook een ‘contingent handelende’ entiteit zou zijn, dat zou kunnen, ook al is dat volgens mij een aanname. Hij handelt, maar zou ook anders kunnen handelen. Hij anticipeert op het menselijk handelen. Omdat Hij alwetend is. *
De mens heeft de illusie dat hij vrij is om beslissingen te nemen, maar - zo denk ik - er gaan altijd argumenten aan die beslissingen vooraf. En vooraf aan argumenten zijn er breinprocessen. Deze processen komen niet uit de lucht vallen enz…enz…
Zoals ik al eens eerder schreef: Wanneer iemand het hart van de mens kent is het een ‘koud’ kunstje om aan de touwtjes te trekken zonder dat die iemand dat in de gaten heeft.
In het slechte geval heet dat manipuleren maar omdat ik in de goedheid van een Almachtig Wezen geloof ga ik uit van Zijn goede bedoelingen.
In de ‘toevalligheid’ van Duns Scotus geloof ik niet.
Aan het einde van het hoofdstuk komt warempel een reden waarom Hannah Duns Scotus heeft behandeld: ‘Het aantreffen van oorspronkelijke nieuwe inzichten, die waarschijnlijk allemaal uitgelegd kunnen worden als de speculatieve voorwaarden voor een filosofie van de vrijheid.
Er is maar één filosoof die hem in dit opzicht kan evenaren en dat is Immanuel Kant.



*
En dan vind ik dit bij Emanuel Rutten:
‘Een vrije wilsact is namelijk per definitie zelfverklarend. Nu is echter een contingente concrete entiteit niet zelfverklarend. De entiteit in kwestie had er immers niet hoeven zijn.
We concluderen dus dat de wereldgrond een noodzakelijk bestaande concrete entiteit moet zijn die de wereld voortbracht op grond van een vrije wilsact. De grond van de wereld is dus een noodzakelijk bestaand en vrij subject. Nu veronderstelt vrijheid bewustzijn. Een onbewust subject kan immers niet vrij zijn. De wereldgrond is dus een noodzakelijk bestaand, vrij en bewust subject. Dus God bestaat.’


En daar gaat de contingentie weer op de schop.
(16-11-16)Nee, dat zeg ik niet goed: Het contingent handelen is iets anders dan contingent zijn.
God is vrij omdat hij in Zichzelf de oorzaak is. Maar de wereld is contingent als act van God.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat dhr. Lagendijk allemaal vertelt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene voor mijzelf enigszins in overzichtelijke brokken samen te vatten.
De quotes van Hannah in het plaatje hebben niet noodzakelijke iets te maken met de tekst.



donderdag 9 februari 2017

Iwannesk


Ergens las ik iets over ‘De vrijheid van een mens die tegenover God staat, niet van een mens die zich in het verlengde van God ophoudt.’
Ik weet niet meer waar het stond en in welk verband, maar de opmerking bleef hangen.
Al eerder beschreef ik de mogelijkheid dat God als ultiem doel met de mensheid misschien wel waardige tegenovers wil.

Het is iets wat ik nooit heb geleerd. Een tegenover zijn. Meegaandheid werd als een groter goed gewaardeerd. Nog steeds.
Ook in gesprekken op Bijbelkringen en Fora merk ik het. Men is altijd maar bezig om God ‘de hand boven het Hoofd te houden’.
Wat een gotspe eigenlijk. Alsof Hij dat nodig heeft.
Men is altijd maar bezig in het verlengde van God te spreken, terwijl juist het jodendom met zijn dialectiek zich veel meer beweegt als een tegenover. Ik herinner me de woorden van Herman van Praag uit ‘God en Psyche’ waar hij schrijft dat Israël die naam niet voor niets heeft.
‘Worstelen met God’ of ‘vechter met God’ in de Naardense vertaling.
Dat klinkt niet bepaald meegaand.

Sinds het beeld van Omran zit ik in een Iwan-neske * gemoedstoestand. Dit is een rotwereld waarin kinderen worden mishandeld, misbruikt en beschadigt voor de rest van hun leven. En kom niet bij mij aan met die ‘zondenval’. Dat is nu echt even te gemakkelijk.
Ik heb het ook niet over volwassenen met hun rotstreken, die allemaal hun eigen proces mogen en moeten doormaken.
Over het geheel genomen, wat tijd en plaats betreft, is er veel ellende geweest en is het er nog maar per individu mag en moet ieder voor zich het eigen pakketje dragen en verwerken.
En iedere keer doe ik mijn best om heel realistisch te bedenken dat er ook miljoenen mensen zijn die in rust en vrede leven.
Maar elk mishandeld en/of misbruikt kind is er één teveel!
Dan kunnen we theoretisch nog zoveel proberen te verklaren en theodicees proberen te bedenken of schrijven tegen de klippen op......
het valt in het niet bij het zien van één mishandelt kind.

Ik herinner me dat we tijdens ons bezoek aan Israël ook Yad Vashem zouden bezoeken. Eigenlijk wilde ik niet. Ik had er genoeg over gelezen en wilde er niet alweer mee geconfronteerd worden.
Toch maar de moed bij elkaar geraapt.
Het kindermonument met al die kaarsjes als een soort sterrenhemel was het meest indrukwekkend. Al die namen die werden genoemd ter herinnering.... Het ging maar door en door.....

God, waar blijft U in Gods naam. U draagt de eindverantwoordelijkheid.
Die vrome uitspraak van Petrus (2 Petrus 3:9) over dat geduld van U lap ik ook even aan mijn laars. Ik geloof er niet zo erg in; het is een zoethoudertje. Zo kunnen we het nog een flink aantal eeuwen volhouden en kunnen er nog flink wat kinderen mishandeld en misbruikt worden.
Ik moet ook bekennen dat zo’n houding van ‘tegenover’ voor mij eigenlijk wel een verademing is.
Ja, ja.......ik weet ook wel dat het als mensenmiertje slecht trappen is tegen een olifantspoot en dat U maar hoeft te ‘vingerknippen’ en ik word platgewalst. Ik ken het verhaal van Job ook wel.

Maar toch......ach, U snapt me vast wel. 'Neig Uw oren tot mijn klachten'.




* Iwan in hoofdstuk ‘Opstand’ van ‘de gebroeders Karamazov' van Dostojevski.


donderdag 23 mei 2013

Plat

Je kunt er niet omheen; verschillende kranten en sites berichten erover. Een Evangelist wil de vermoorde broertjes Ruben en Julian opwekken uit de dood.
'Stel je voor dat de twee vermoorde jongens na gebed weer terugkomen uit de dood. Dan staat toch het hele land op zijn kop?', schrijft Plat op zijn Facebookpagina. Hij heeft inmiddels het bewuste artikel verwijderd. Heel verstandig.
Het is dezelfde meneer die met een 'gloriestoel' door het land trekt om mensen te genezen. Hij geneest er zeer velen, halleluja…..………...volgens hemzelf.

Ik ben niet zo dol op evangelen. Ze gaan mij te emotioneel met geloofszaken om. Ooit heb ik wel eens overwogen om naar een meer evangelische gemeente te gaan. Ben nu blij dat ik het niet heb gedaan al zou ik in onze gemeente wel wat meer van de Heilige Geest willen zien en ervaren.
Ik heb zo het idee dat die evangelische gemeenten meer zijn voor emotionelere mensen. Omdat in deze tijd zeer velen een gemeente zoeken waar hij/zij zich thuis voelt worden mensen als vanzelf uitgeselecteerd in groepen. Gezift als de tarwe. Eigenlijk best curieus als je er zo over nadenkt.
Tegelijkertijd vraag ik mij dan af waarom ik dat wil. Dat van die Geest. Ter bevestiging van mijn geloof natuurlijk. Heb ik dat dan nodig, twijfel ik nog? Nee, eigenlijk niet. God heeft mij het geloof gegeven en dat blijkt rotsvast te zijn, zelfs na twee jaar atheïstisch forum. Juist omdat het niet uit mezelf komt. Het geloof overkwam mij. Dat is ook de reden dat ik niet bang ben het weer te verliezen.
In geloofszaken is God niet Iemand die het met de ene hand geeft en de andere weer terugneemt. Wel in materiele zaken; zie Job.
Hoe ik ook wroet en zoek in allerlei onderwerpen. Vanuit het geloof mag dat. Denk ik.
Kom daar maar eens om in een andere religie.

Maar wat moeten we met deze meneer? (Voor het drama zelf, van de vader en zijn kinderen, heb ik geen woorden)
Hij hoopt dat de familie naar hem toe komt want volgens hem is handoplegging noodzakelijk. Dan kent hij toch zijn Bijbel niet goed.
Jezus legde bij de dode Lazarus geen handen op. Bij de jongen van Naïn ook niet en bij het dochtertje van Jaïrus pakt Hij alleen haar hand vast.
Verder beweert hij dat in het buitenland al volop mensen uit de doden opstaan. Waarom lees ik dat nergens in de krant? Hij wilde ook het meisje uit Spakenburg, dat door suïcide om het leven kwam, komen opwekken. Gelukkig wezen die ouders deze ‘hulp’ af.
Hoe kun je in Gods naam zo’n bord voor je kop hebben, vraag ik mij af.
Wanneer ik filmpjes op zijn Facebookpagina bekijk, het commentaar erbij léés en hóór hoe hij mensen de woorden in de mond legt krijg ik slappe lach.
Wat drijft zo’n man, hoe werkt dat in dat brein? Zou meneer Swaab dat begrijpen?

Laten we het hier maar bij houden
Voorlopig doet meneer Plat zijn naam te veel eer aan.


woensdag 19 februari 2020

Shoppen in Advent



Ondertitel: een kleine theorie van secularisatie.
Een essay, geschreven door Herman Paul in 2020. Ik las een e-book.
Herman Paul is hoogleraar in de geschiedenis van de Geesteswetenschappen.
En Geesteswetenschappen zijn wetenschappen, die zich bezighouden met de "geestesproducten" van de mens. Dan heb je het over talen, geschiedenis, filosofie, muziekwetenschap, cultuurwetenschappen, kunstgeschiedenis en theologie. Een breed gebied. In deze tijd van globalisering hebben we dat nodig om met elkaar in gesprek te kunnen blijven.





Eerder (2017) schreef hij ‘de slag om het hart’ en ik was vast besloten om dat te lezen na een lezing van hem te hebben bijgewoond. Het is er echter nog niet van gekomen.
Maar ik denk dat zijn ideeën ook wel in dit boek te vinden zijn.

Hoe kunnen we secularisatie een halt toeroepen. Secularisatie in de zin van ontkerkelijking.
Ten eerste is volgens hem de secularisatie geen trend maar een optie. Wij wíllen secularisatie. Dat gebeurt niet zomaar maar is het werk van mensen.
Het begon in de jaren zestig van de vorige eeuw. Er zijn vele redenen te bedenken en dat is dan ook ruimschoots gedaan.
Bijvoorbeeld:
De mensen kwamen niet meer in de kerk niet omdat ze niet meer zouden geloven maar ‘omdat nieuwe patronen van werk en vrije tijd voor de kerkgang weinig ruimte lieten. De kerk legde het niet af tegen concurrerende ideologieën, maar tegen zondagse motortrips en nieuwe meubels’.
Het zich distantiëren van de vooroorlogse genderrollen waarin de kerken niet meegingen en die een gevoel van bevrijding opleverden. Ook gold die bevrijding de religieuze kleinburgerlijkheid. Daar herken ik vanuit mijn eigen leven ook zo het één en ander van.
De vanzelfsprekendheid van religie verdween, maar dat wil niet zeggen dat ook het geloven verdween. Secularisatie is dan ook geen zaak van overtuigingen maar van cultureel geconstrueerde ‘zelven’.
De shoppingmalls hebben het kerkbezoek overgenomen. Het consumentisme nam grotere vormen aan. Het lijkt erop dat een nieuwe religie is geboren.
‘De voornaamste overeenkomst tussen christendom en consumentisme is dat ze mensenlevens vormen door verlangens te triggeren.’

Mensen ontlenen hun identiteit meer en meer aan hun baan, hobby’s en vakanties. Dat had ik ook al eerder ontdekt.
Bij een voorstelrondje bij het HOVO vertelden de mensen hun naam en hun beroep, ook al waren ze al lang pensionado. Ik moet dan wel inwendig grinniken. Maar het zegt inderdaad iets over de mens.
Maar is dat dan ook een reden om de kerk te verlaten? Ook al heb je haar niet meer nodig om je identiteit te ontwikkelen? Mij lijkt het niet. Geloven en kerkgang is van een andere orde.

Het shoppende zelf is de voornaamste concurrent van een christelijk zelf.
Dat uit zich ook weer in het consumptiegedrag van gelovigen die shoppen van kerk naar kerk.
Het shoppende zelf en het christelijke zelf gaan door elkaar lopen. Maar er zijn nog veel meer ‘zelven’. In de ene situatie laten ze een ander zelf zien dan in een andere situatie. In de kerk een andere dan op het sportveld. Maar dat is iets van alle eeuwen denk ik dan. Mens-eigen.
Secularisatie is een zaak van machtsverschuivingen in de samenleving van het ‘ik’. Dit kan kerkverlating tot gevolg hebben maar hoeft nog steeds niet.

Secularisatie

1. op macroniveau maar ook op microniveau, zoals in de levens van gewone mensen.
2. Geen bewuste distantiëring van een oude religie maar toe-eigening van een nieuwe waardoor de oude verwatert.
3. Nieuwe religies als consumentisme, mogelijk gemaakt door welvaart en vrije tijd. Daardoor ontstaan nieuwe ‘zelven’.
4. Deze appelleren aan nieuwe levensstijlen en dus aan verlangens. Ze reiken een nieuwe taal aan waarin men zichzelf kan tonen aan anderen. De ontwikkeling van een eigen identiteit door middel van consumptiegedrag.
Dit is zoals wij het ervaren.

Maar wat betekent secularisatie nu precies? Is dat de ‘verwereldlijking’ als een domein naast de kerk?
Volgens Paul en anderen, o.a. Augustinus waar Paul veel op teruggrijpt, is het de periode tussen de eerste en tweede komst van Christus.
Een adventsperiode. Nu wordt ook de titel van het boek duidelijker.
'Als ‘shoppen’ en ‘advent’ corresponderen met deze seculariserende ( ‘opgaan in het saeculum’) respectievelijk deseculariserende krachten ( ‘verlangen naar Gods toekomst’) dan ligt heel de dynamiek van secularisatie in deze titelwoorden besloten’.

Deze periode, in de Bijbel ook wel alpha...ν is de wereldtijd. Het saeculum. Een soort interim-periode.
‘Wie zijn identiteit ontleent aan de spulletjes waarmee hij zich omringt en de ervaringen die hij opdoet, (of het werk dat hij/zij (heeft)verricht. Mijn toevoeging) heeft geen boodschap aan een verlossing die nog uitstaat. ‘
Om over na te denken.

Onwillekeurig vraag ik mij af waaraan mensen vroeger dan hun identiteit ontleenden. Of was dat helemaal niet belangrijk? (Zoiets als ‘de wil’ bij de Grieken? )
Men was wel meer gericht op het hiernamaals dan op het hiernumaals maar toch.
Gezien de vele naslagwerken die Paul heeft door gevorst zal er wel meer over te vinden zijn.

En welke betekenis je er ook aangeeft: secularisatie is niet tegen te gaan. Het is als het ziften van de tarwe.
Vanmorgen las ik in de krant dat er een boek uitgekomen is van René van Loon: ‘Lente in de kerk’.
René ziet sinds twintig jaar juist weer groei in de (stads)kerken. Na de ontkerkelijking is er een onbevangenheid ten opzichte van kerken en geloven ontstaan die weer ‘productief’ is. Of vromer gezegd: vruchtbaar.

We wachten het af.






donderdag 20 juli 2017

Beschouwing RD 'en de aarde bracht voort'


In het RD van 18 juli een kritische beschouwing door negen wetenschappers op het boek van Gijsbert van den Brink. Wat ik niet helemaal begrijp want van den Brink heeft als startpunt: Wat, als de evolutietheorie wèl waar is.
Eens kijken of ik daar met een geïnteresseerde-leek-huisvrouwenhoofd chocola van kan maken.

1. Ontstaan van leven
Hoewel het ontstaan van het leven strikt genomen niet tot de evolutiebiologie behoort, moet het leven toch op de een of andere manier zijn ontstaan. Zelfs de meest primitieve levensvormen blijken zo complex opgebouwd en gecodeerd dat de kans op toevallig ontstaan verwaarloosbaar klein is. Ook de meest eenvoudige levensvormen moeten systemen hebben om zich tegen de buitenwereld te beschermen, energie te gebruiken, bouwstenen te maken, zichzelf te repareren, zich te vermenigvuldigen en informatie op te slaan. Deze zes verschillende systemen zijn onderling van elkaar afhankelijk en blijven los van elkaar niet in stand. Er worden steeds meer factoren ontdekt die het steeds onwaarschijnlijker maken dat leven spontaan is ontstaan.

Dit argument kunnen we laten voor wat het is. Van den Brink laat de Abiogenese ook voor wat het is en legt dat uit in zijn boek.

2. Informatie
De grote hoeveelheid informatie in het erfelijk materiaal is een kenmerk van levende wezens. In de genetica gebruikt men dan ook termen die met informatietechnologie te maken hebben. Zelfs de meest eenvoudige levensvormen hebben een genetische code (DNA) bestaande uit enkele honderdduizenden baseparen. Er zijn geen mechanismen bekend die voor volledig nieuwe erfelijke informatie kunnen zorgen, zoals bijvoorbeeld nodig is voor het ontstaan van leven of van nieuwe levensvormen. De complexiteit van de eenvoudigst denkbare genetische codes maakt het ontstaan ervan door toevalsprocessen onmogelijk. Werner Gitt, emeritus hoogleraar informatiekunde, stelt dan ook dat informatie alleen van een intelligente bron afkomstig kan zijn. De grote hoeveelheid informatie in het DNA is wellicht het meest steekhoudende argument voor ontwerp en tegen macro-evolutie.

De crux in deze opmerking zit volgens mij in ‘volledige nieuwe erfelijke informatie’. Nee dat denk ik ook niet. Nieuwe erfelijke informatie gaat met hele kleine stapjes tegelijk.
Kort geleden zag ik op you tube een filmpje van een mevrouw met haakwerkjes. Zodra je in je haakwerk één enkele ‘losse’ toevoegt en dat standaard volhoudt krijg je een heel ander eindresultaat.
Over toevalsprocessen zal van den Brink w.s. ook zo zijn bedenkingen hebben.
Gek is dat toch. Wanneer je vóór evolutie bent denkt men meteen dat je anti-God bent. Rare kronkel.

3. Weesgenen
Weesgenen zijn genen die we alleen in één soort of een kleine groep soorten aantreffen. Verschillende groepen organismen hebben verschillende weesgenen. Het betreft unieke functionele DNA-informatie waarvoor geen evolutionaire voorgeschiedenis bedacht kan worden. Deze genen bevatten dus informatie die de scheidslijn bepaalt tussen soortgroepen, als afzonderlijke scheppingen.

Nooit van gehoord, maar dat kan aan mij liggen. Verder: er kan op dit moment geen voorgeschiedenis bedacht worden. Waarschijnlijk vindt het zijn oorsprong in het ‘Junk-DNA’ en daar is nog lang niet alles over bekend.

4. Weinig verandering
In lagen waarvan wordt verondersteld dat ze 425 miljoen jaar oud zijn, is DNA aangetroffen van bacteriën dat identiek is aan het DNA van nu levende bacteriën. In zogenaamd pakweg duizend miljard generaties zijn deze bacteriën niet noemenswaardig veranderd. Zeer langdurige laboratoriumexperimenten met organismen die zich snel voortplanten, bevestigen dat informatie niet toeneemt en dat er geen macro-evolutie optreedt.

Er zal ongetwijfeld ook DNA zijn wat niet veranderd in de tijd. Wanneer er niets wordt toegevoegd aan je ‘haakwerk’ blijft het altijd hetzelfde.

5. Functieloos DNA
Lange tijd werd gedacht dat een groot deel van het DNA functieloos was, het zogenaamde ”junk-DNA”. Dit werd als een bewijs voor macro-evolutie gezien. Een uitgebreid onderzoeksproject, Encode, heeft echter aangetoond dat het merendeel van dit zogenaamde junk-DNA wel degelijk een functie heeft. In het deel van het genoom dat geen coderingen voor eiwitten bevat, worden steeds meer functies ontdekt. Verder blijken de genomen niet uit virusrestanten te bestaan, maar uit genetische elementen die het genoom en de vouwing van eiwitten nauwkeurig controleren, en ook invloed hebben op welk deel van het genoom al dan niet overgeschreven en vertaald moet worden naar eiwitten. Ook fungeren ze als verspringende schakelaars die snelle aanpassingen, aan bijvoorbeeld koude of droogte, mogelijk maken, juist omdat ze programmatuur (eiwit-coderende genen) aan- en uit kunnen schakelen, of zijn ze betrokken bij het driedimensionaal vouwen van DNA. Het grootste deel van het genoom heeft dus een functie. Dat sluit aan bij de gedachte van een intelligent ontwerp.
Ook dat zal van den Brink niet ontkennen denk ik zo.

6. Pseudogenen
Pseudogenen zijn genen die kapot zijn. Dat wordt veroorzaakt door mutaties. Die zijn prima te verklaren met een degeneratiemodel. Als prof. Van den Brink aangeeft dat het voor hem een bewijs van gemeenschappelijke afstamming is dat mensen een kapot gen voor het maken van vitamine C hebben, negeert hij de voor de hand liggende optie dat Adam en Eva oorspronkelijk een intact gen hadden, maar dat dit nadien kapot is gegaan.

Ja en? Heeft dit gevolgen voor het theologisch doordenken? Misschien hadden de Neanderthalers ook wel zo’n gen.

7. Reparatiesystemen
Binnen de evolutietheorie wordt gedacht dat mutaties van het DNA de motor kunnen zijn voor verbetering en innovatie. Een dergelijke motor is echter schadelijk. Mutaties van het DNA van lichaamscellen veroorzaken tumoren en in de geslachtslijn leiden ze tot erfelijke ziekten en ernstig selectief nadeel. Gelukkig worden de duizenden mutaties die dagelijks optreden in het DNA van elke cel voortdurend gerepareerd door mutatiereparatiesystemen. Zulke reparatiesystemen kunnen niet tot stand zijn gekomen via mutaties.

Hier weet ik te weinig van af. Wel dit: wanneer mutaties in het DNA van lichaamscellen ongebreideld voortwoekeren ontstaan er tumoren.

8. De uitzonderlijke mens
Voor evolutionisten is de overeenkomst tussen mens en chimpansee een argument voor universele gemeenschappelijke afstamming. Als we echter op de verschillen letten, dan bestaat er een grote kloof tussen aap en mens. Dan bedoelen we niet alleen anatomische of genetische verschillen. De mens is drager van Gods beeld, heeft een ziel en daarnaast een uniek spraak- en denkvermogen, een creatief scheppend vermogen, religieus besef, een gevoel voor en een waardering van schoonheid en moreel besef van goed en kwaad. Deze lijst is met honderden voorbeelden uit te breiden. Hoe kunnen die door evolutionaire processen zijn ontstaan?

Dat moet u aan God vragen. Ik denk weer aan Gen 2:7.
Nogmaals: De vraag van het boek was: stel dat evolutie waar is wat dan?

Bij de ondertekenaars staat ook de naam van Zoutewelle die door van den Brink ook genoemd wordt in zijn boek.
Ik herkende het. Ik zat toen ook voor de TV en nam met verbijstering kennis van de opmerking van Zoutewelle.
Wanneer de evolutietheorie waar blijkt te zijn, verliest hij zijn geloof.
Welk geloof hang je dan aan vroeg ik me af? Een geloof dat gebaseerd is op een bepaalde manier van lezen i.p.v. het vertrouwen op een Almachtige God? Een hermeneutisch geloof?
Is deze manier van geloven misschien kenmerkend voor alle creationistische wetenschappers? Zijn ze daarom zo fel tegen een ander model?
Maar dan ligt het niet aan het model maar aan hun wonderlijke manier van geloven.


05-08-17
Op 'sterrenstof' zijn artikelen verschenen die deze beschouwingen ietsje beter weerleggen.




woensdag 8 juni 2016

Mintijteer


Het debuut van Esther Maria Magnis (1980) uit 2012. Duitse van geboorte en de titel is dan eigenlijk ook: ‘Gott braucht dich nicht'.
Dit jaar is het uit het Duits vertaald.
De titel van de Nederlandse uitgave begrijp je pas na het lezen en markeert een kruispunt in haar leven.

Dit boek werd mij in korte tijd twee keer aangeraden omdat het zo aangrijpend zou zijn. En als twee getuigen hetzelfde zeggen is het tenslotte waar.
Wat zal ik zeggen: wanneer er verwachtingen worden gewekt dan valt het al snel tegen.
Zo ook nu. Ik moest mij dwingen om door te lezen. Aangrijpend? Jazeker.
Maar na Torgny Lindgren is het wel drie keer slikken.
Het is een ‘verwerkingsboek’ van groot leed door een – naar mijn idee - zeer gevoelig meisje/vrouw. Die boeken ontwijk ik meestal. Ik heb er niets mee.
Elk mens verwerkt leed anders.
In ieder geval: de vragen des levens komen op de schrijfster af.
De manier waarop ze die beschrijft is erg recht toe recht aan. Niks geen subtiel taalgebruik. Ze ventileert haar gedachten.

Als puber verliest zij haar vader. Ik weet niet wat dat is, daarom is mijn oordeel misschien te hard. Mijn vader stierf op de respectabele leeftijd van 83 jaar in 2011. Enkele maanden voor mijn start als blogger.
Mijn opa van vaders kant stierf toen ik 13 jaar was. De oma die daarbij hoorde heb ik nooit gekend. Dat was niet echt verdriet want ik kan me niet herinneren dat hij ooit het woord tot mij heeft gericht. En bij de andere opa en oma was ik (geestelijk) volwassen net als bij mijn eigen (schoon)ouders.
Dat betekent niet dat het dan van een leien dakje gaat, maar het is 'natuurlijker'.
Mijn broers, zwagers en (schoon)zussen heb ik ook allemaal nog. Ja, dat is iets om heel dankbaar voor te zijn.

Esther komt uit een evangelisch/ Rooms Katholiek gelovig gezin. Wanneer haar vader het slechte nieuwsbericht krijgt gaat zij samen met haar broer en zus bidden.
Maar helaas. Ze beland in een crisis, weet niet meer wie zij is en of het leven wel zin heeft. Ze komt er na jaren weer uit, gaat theologie studeren en verliest haar broer.
Toch verliest ze niet definitief haar geloof. Daaromheen staan echt hele mooie dingen in het boek.
Zeer herkenbaar voor mij is dat zij zelfdenkend ook uitkomt op dingen die eeuwen geleden al zijn bedacht en opgeschreven in de Bijbel.
Ook zij komt uit op de idee dat liefde op de één of andere manier een sleutelrol moet spelen; dat er één Waarheid is en samenvalt met God. En ook herken ik ‘mevrouw Klikspaan’ (niet goed gekozen naam).
Bij mij is dat: religie is misschien toch opium, zoals Marx dat al eens verwoordde.
Bij het lezen van dit boek moest ik vaak mezelf bedwingen om niet heel cynisch te denken.
Dat rare evangelische proclameren: ‘Ik geloof in U, Jezus, dank u dat U papa beter maakt’.
Maar Daddyboy werd niet beter, hij stierf. De hemel zweeg. Zoals zo vaak.
Later ziet zij juist Gods kracht in die stilte. En dat begrijp ik dan weer niet want ik vind het uitermate irritant wanneer ik zo nu en dan geen 'bevestiginkje' krijg. Ik heb ook geen enkele behoefte om aan zo'n periode van stilte Goddelijke kracht te verbinden.
Maar gelukkig hoef ik dat niet te begrijpen.
Iedereen mag/moet zijn/haar eigen geloofspad volgen met de ervaringen en inzichten die daarbij horen. Die heeft Esther ruimschoots opgedaan. Net als ieder ander bij wie het minder heftig is verlopen.
Het is een emotioneel boek en beslist niet literair. Het is zoals het is.

'Ik wil niet meer bij God vandaan.
Dat heeft geen zin.'



18-06-16
In de bijlage 'letter & geest' van het dagblad Trouw staat een interview met Esther Maria Magnis.
Misschien ben ik niet ontvankelijk voor haar manier om ervaringen te ver-prozatiseren want ik vind de volwassen manier van spreken uit het interview meer aansprekend.
'Maar de majesteitelijkheid van het leven, de stille schoonheid van de mens die het mysterie van zijn eigen bestaan nauwelijks doorgrond, kunnen argumenten zijn voor de mogelijkheid van het idee God.'
Prachtig toch?


donderdag 17 januari 2013

SGP en de vrouwen

Zal ik ….of zal ik niet…….oké, toch maar…..
Wat ik de afgelopen dagen toch met steeds meer humor, afgewisseld met ergenis, gadesla is het gesteggel binnen de SGP met hun vrouwen.
Door een uitspraak van de Hoge Raad is het hoofdbestuur van de SGP verplicht om vrouwen toe te laten op hun kieslijsten. Dat wordt dan ook met pijn in het hart gedaan met de woorden dat het geslacht van de kandidaat niet bepalend mag zijn bij de selectie van kandidaten.
Je ruikt dan al van drie kilometer afstand dat er binnenskamers wel een andere reden wordt bedacht om vrouwen te weren.

Wat ik echt helemaal niet begrijp is dat ten eerste de SGP het ‘regeerambt’ binnen de christelijke gemeente waar Paulus over schrijft gelijk stelt met het regeerambt in het algemeen. Kerk en staat zijn kennelijk nog steeds niet gescheiden. Hoe doen die SGP mannen het toch in het maatschappelijke leven? Hebben ze daar nooit vrouwelijke superieuren die over hen ‘regeren’? Weigeren ze die gewoon?
Bij allerlei seminars e.d. waar ze werkgerelateerd naar toe gaan/moeten? Leren daar alleen mannen? Of komen ze daar gewoon nooit?
Ten tweede begrijp ik niet dat de SGP met zo’n rigide opvatting dan wel weer koningin Beatrix accepteert als staatshoofd. Hoe kun je dit nu - in Gods Naam - allemaal met droge ogen blijven verdedigen.

De ingezonden opmerkingen in kranten zijn het leukst. Er zitten ook wijze opmerkingen tussen zoals “laat dit onderwerp geen splijtzwam worden’ en “de SGP staat voor meer dingen dan alleen de positie van de vrouw”.
Maar er zijn er die het wel bont maken. Dat God de vrouw een andere plaats heeft toebedacht dan de man. Deze meneer heeft kennelijk standaard Gen 1:28 overgeslagen.
Er is een slimmerd die vindt dat je gewoon alleen op mannen moet stemmen, dan komen er vanzelf geen vrouwen in de regering. Een mildere schrijver vindt het wel goed als vrouwen de partij binnenkomen mits ze als een Debora komen, áchter Barak aan.
Heeft hij Richteren 4 wel eens goed gelezen? Barak durfde alleen te handelen aan de rokken van Debora. (droegen ze toen rokken?) Het was Debora die Israël toen richtte/ regeerde.
Een mevrouw maakt dan weer een opmerking waar ik het mee eens ben: ‘De ‘Debora’s’ wíllen niet op de kieslijst staan’. Dat denk ik ook.
Echte Debora’s hebben die partij namelijk allang verlaten en zitten in andere partijen.
Ze vindt het voorbeeld van Debora niet sterk want die trad op in een noodsituatie. Ja, ja natuurlijk, ik denk dat God, de Almachtige alleen vrouwen inschakelt in noodsituaties........
En verder is het natuurlijk weer een list van satan om verdeeldheid te zaaien……

Voor mij is het wel duidelijk ( even generaliserend): SGP mannen willen in hun vroomheid geen tegenovers, ze willen ze eronder of hooguit ‘terzijde’.


18-01-13 De Synode van de PKN doet het toch anders, die heeft sinds gistermiddag een vrouwelijke voorzitter. Maar dat zou geen nieuws moeten zijn.

woensdag 22 november 2017

Paulus van Tarsus


Geschreven door Tom Wright in 1997. Ondertitel: ‘een kennismaking met zijn theologie’.

Paulus blijft een intrigerend figuur. Ik krijg altijd visioenen van een klein, druk en driftig aandoend mannetje. Geen idee of dat klopt. Misschien blijkt hij ‘later’ wel een lange flegmatieke persoonlijkheid te zijn.
Maar kennelijk spreekt hij veel mensen tot de verbeelding. Zo las ik al eerder het boek van Fik Meijer: Paulus, een leven tussen Jeruzalem en Rome’.
Redelijke consensus is er over Paulus als jood. Over de kern van zijn theologie is er geen consensus.
Was/is het de rechtvaardiging of is het dat ‘in-Christus zijn’?
Ook blijft de vraag welke rol Paulus heeft gespeeld in het ontstaan van het christendom. Heeft hij een nieuwe religie uitgevonden zoals door verschillende mensen wordt gedacht? Ik ben die gedachte op fora tenminste wel tegengekomen. Of vertolkte hij de ideeën van Jezus?

Wright onderneemt een poging om Paulus te bezien vanuit Paulus oogpunt. Maar dat blijft volgens mij altijd tricky als er tweeduizend jaar tussen zit.
Aan het einde van het boek schrijft Wright een hoofdstuk tegen A.N. Wilson die een boek schreef over Paulus als stichter van het christendom. Het kwam ook uit in 1997. Wright maakt er gehakt van.

Wright overdenkt Paulus aan de hand van de volgend denkers:
Albert Schweitzer, Rudolf Bultman, W. D. Davies, Ernst Käsemann en Ed. P. Sanders.
Schweitzer: Is Paulus een Joods of een Grieks denker? Hoe verstaan we zijn brieven. Wat is de kern van zijn theologie en wat kunnen we er vandaag mee.
Kort gezegd: Geschiedenis, Theologie, exegese en toepassing.
Voor Schweizer is Paulus een Joods denker en lag de kern van zijn denken in de Christus-mystiek; het in-Christus zijn.
Bultman: Paulus behoort tot de Hellenistische context; hij is er tenslotte voor de heidenen. Centraal punt was de zondige staat van de mens en hoe daaraan te ontkomen. De rechtvaardiging. Om dat Paulus dacht dat het einde nabij was verpakte hij zijn boodschap in tijdloze Griekse beelden. Zo versterkte hij Christeen in hun geloof terwijl de wereld langzaamaan afbrokkelt.
Dingen die niet klopten deed hij af als ‘later toegevoegd’ of dat Paulus nog te vast zat aan zijn Joodse wortels.
Davies: Paulus was ten diepste een Joodse Rabbi en Davies plant hem daarom stevig in het Jodendom. Maar hij was geen apocalyptische jood. Met Christus was de ‘olam haba’ (toekomende eeuw) aangebroken en was er een nieuw volk van God ontstaan met nieuwe regels. De wet van Christus.
Käsemann plaatst Paulus weer tegen de achtergrond van de apocalyptiek. De rechtvaardigingsleer is het belangrijkste. Paulus leverde als jood kritiek op het jodendom; dat Jezus ook de joodse trots en rebellie ter verantwoording zal roepen, Paulus gaf kritiek op het jodendom van binnenuit.
Sanders: het jodendom was geen wettische godsdienst. De genade van God gaat aan alles vooraf en het jodendom is een reactie daarop. Niet om verbondsvolk te worden maar om het te blijven. Het enige wat Paulus de joden kwalijk nam is dat ze geen christenen werden. Christenen moeten met meer respect naar de joden kijken. De rechtvaardigheidsleer is niet het belangrijkste.

De onderwerpen die in dit boek centraal staan zijn ‘het evangelie’ en de ‘rechtvaardiging’.
De vermeende tegenstellingen van de heren hierboven zijn helemaal geen tegenstellingen en worden teveel tegen elkaar uitgespeeld.
‘Toevallig’ las ik in het RD van 20 november: ‘De rechtvaardiging door het geloof is het hart van Evangelie, stelde ds. Van Rijswijk’ op de Zin-in 21+-najaarsconferentie van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG).
Dat kun je naar mijn idee op twee manier opvatten: Je hebt ten eerste de blijde boodschap met daarin de rechtvaardigmaking óf de rechtvaardigmaking is de blijde boodschap. Gezien de achtergrond vermoed ik het laatste.
Maar ik geloof dat Wright meer gelijk heeft door te stellen dat het hart van het evangelie de blijde boodschap is dat Jezus het kwaad heeft overwonnen. Dat Hij Heer is van de hele kosmos.
Dat is het belangrijkste.
Eigenlijk toch weer hetzelfde als vóór Anselmus met zijn satisfactietheorie. Het klinkt meer algemener en minder individualistisch. Tegen dat individualisme waarschuwt Wright ook regelmatig.
We moeten meer verbondsmatig denken, zo is het sinds Abraham geweest.
Alle gelovigen behoren tot het verbondsvolk.

Ik moet opeens weer denken aan een discussie over de geloofsdoop of de verbondsdoop. Van dat laatste ben ik voorstander. Het gaat niet primair om de persoon, het gaat om de christelijke gemeenschap en kinderen horen daar voluit bij; maken daar deel van uit zodat het logisch is om ze te dopen. Te inaugureren. Inclusief denken zoals men vroeger deed.

Het zendingswerk van Paulus was geen evangelisatieprogramma dat gericht was op het redden van individuele zielen zodat die naar de hemel zullen gaan; hij zag het veel breder.
De Olam Haba, toekomende eeuw, is al begonnen bij de opstanding van Jezus. (p83)

Toen moest ik denken aan ‘Nicea’ in 325 AC waar de geloofsbelijdenis met dezelfde naam werd opgesteld en waarin staat: ‘Wij verwachten de opstanding van de doden en het leven van de komende eeuw.
Of Wright is wrong of de hoge heren van die conferentie waren al snel van het padje af. Lastig kiezen voor een geïnteresseerde leek als ik.
Persoonlijk denk ik meer dat ‘de tijden van het einde’ bij de opstanding zijn begonnen, maar nog niet de Olam Haba.

De ‘gerechtigheid van God’ beschrijft Wright als een rechtspraak met God als rechter, met een aanklager en een beklaagde. Er is geen openbare aanklager. Zoiets als de Rijdende Rechter in onze tijd.
In die gerechtigheid staat het verbond (met Abraham) centraal. De rechter moet onpartijdig zijn en volgens de regels (van het verbond) een uitspraak doen. Voor de aanklager en de beklaagde ligt zijn juridische status in het gevolg van de uitspraak.
Gods gerechtigheid is zijn verbondstrouw en onze gerechtigheid is gelegen het gevolg van Zijn uitspraak.
De gerechtigheid van God is iets ander dan de gerechtigheid vanuit God. De heidenen leven zonder god en de joden eigenlijk ook dus de hele mensheid staat in de beklaagdenbank. Via Jezus heeft God recht gesproken en daardoor de belangrijkste vijanden, zonde en dood, verslagen en verlossing mogelijk gemaakt.
Dit is heel in het kort iets waar Wright vele pagina’s voor nodig heeft.

Wanneer Jezus, de opgestane, Heer van deze wereld is heeft dat consequenties. Loyaal aan Hem zijn bijvoorbeeld. De overheden in de lucht moeten worden bestreden; Wright vernoemt hen naar Marx, Freud en Nietzsche resp. geld, seks en macht.
Mooi en raak gevonden.
De rechtvaardiging is geen doel op zich. (p162) Uit het evangelie volgt de rechtvaardiging. Niet om te zeggen maar om te zijn en te doen.
Elk mens wordt opgeroepen om persoonlijk gehoor te geven aan het evangelie, daarna versterkt de rechtvaardigingsleer de christelijke gemeenschap die zo belangrijk is.
Paulus was niet anti-Joods maar bekritiseerde het jodendom van binnenuit met dezelfde heftigheid waarmee hij eens, als Shammaitische farizeeër de christenen vervolgde.
(De volgelingen van Shammai waren de ‘preciezen’ en de volgelingen van Hillel de ‘rekkelijken’.)

Naar de heidenen toe vertelde Paulus hen over de enige ware God tegenover alle goden van het heidendom en zette hij zijn vraagtekens bij de macht van de keizer.
Hij zette een manier van menszijn uiteen die in druiste tegen het menszijn van de heidenen. Hij bood hen een lineaire denkrichting in tegenstelling tot de cyclische van de Grieken en claimt de ware wijsheid van God te verkondigen tegenover de heidense filosofieën.

Het is een veel te lang blogje geworden; ik ga mijn leven beteren.
Maar het is best gecompliceerd allemaal. Ik zal het eenvoudige gelovigen niet kwalijk nemen wanneer ze denken: ik geloof gewoon, wat moet ik nog meer dan?
Niets, gewoon op God vertrouwen.
En wanneer je het allemaal niet meer weet? Ach, zoals ik eens tegen een mevrouw heb gezegd vlak voor ze haar 'final shot' kreeg: wanneer je wegdrijft en je weet het niet meer roep dan de Naam van Jezus maar aan. Hij hoort het altijd.